drukken

Danish

Etymology

Originally a past participle of drikke (“to drink”). Compare, in the same sense, English drunken, drunk, German trunken, Dutch dronken.

Pronunciation

• IPA^(key): /drokən/, [ˈd̥ʁɔɡ̊ŋ̩]

Adjective

drukken (neuter drukkent, plural and definite singular attributive drukne)

1. drunk

   Synonyms: see Thesaurus:fuld

Related terms

• drikke

Dutch

Pronunciation

• IPA^(key): /ˈdrʏkə(n)/

• Audio:

  (file)

• Hyphenation: druk‧ken
• Rhymes: -ʏkən

Etymology 1

From Middle Dutch drucken, from Old Dutch *thrucken, from Proto-West Germanic *þrukkijan, from Proto-Germanic *þrukkijaną.

Verb

drukken

1. (intransitive) to press

   Synonym: duwen

2. (transitive, printing) to print

   Synonym: afdrukken

3. (reflexive, hunting, of a hunted animal) to hide (by pressing its body close to the ground)
4. (reflexive, colloquial) to shirk
5. (intransitive) to defecate

   Synonyms: poepen, schijten, kakken, ontlasten

Conjugation

Conjugation of drukken (weak)
infinitive	drukken
past singular	drukte
past participle	gedrukt
infinitive	drukken
gerund	drukken n
	present tense	past tense
1st person singular	druk	drukte
2nd person sing. (jij)	drukt, druk2	drukte
2nd person sing. (u)	drukt	drukte
2nd person sing. (gij)	drukt	drukte
3rd person singular	drukt	drukte
plural	drukken	drukten
subjunctive sing.1	drukke	drukte
subjunctive plur.1	drukken	drukten
imperative sing.	druk
imperative plur.1	drukt
participles	drukkend	gedrukt
1) Archaic. 2) In case of inversion.

Derived terms

adjectives

• drukbaar

 

nouns

• druk
• drukker
• drukkerij
• drukpers

 

verbs

• aandrukken
• aaneendrukken
• achteroverdrukken
• achteruitdrukken
• afdrukken
• bedrukken
• bijdrukken
• bijeendrukken
• dichtdrukken
• dooddrukken
• doordrukken
• herdrukken
• indrukken
• ineendrukken
• kapotdrukken
• kromdrukken
• leegdrukken
• losdrukken
• mededrukken
• meedrukken
• misdrukken
• nadrukken
• nederdrukken
• neerdrukken
• omdrukken
• omhoogdrukken
• omlaagdrukken
• omverdrukken
• onderdrukken
• ontdrukken
• opdrukken
• opeendrukken
• opendrukken
• opzijdrukken
• overdrukken
• overeendrukken
• platdrukken
• rechtdrukken
• ronddrukken
• samendrukken
• stukdrukken
• tegendrukken
• terugdrukken
• toedrukken
• uitdrukken
• uiteendrukken
• vastdrukken
• verderdrukken
• verdrukken
• voldrukken
• voorafdrukken
• voordrukken
• vooroverdrukken
• voortdrukken
• voortsdrukken
• vooruitdrukken
• wederdrukken
• weerdrukken
• wegdrukken

 

Related terms

• druk

Descendants

• Afrikaans: druk
• → Caribbean Javanese: nggedrig
• → Papiamentu: drùk, druk

Etymology 2

See the etymology of the corresponding lemma form.

Noun

drukken

1. plural of druk

Anagrams

• rukkend