Baskisch

niet-Indo-Europese taal isolaat gesproken door de Baskische bevolking in delen van het huidige Frankrijk en Spanje
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 212.29.160.170 (overleg) op 23 okt 2005 om 06:28.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Het Baskisch (in het Baskisch Euskara of Euskera) is een van de weinige niet-Indo-Europese talen van Europa (de enige in West-Europa). Het wordt in Baskenland, het Spaans-Franse grensgebied aan de westkust, door meer dan 500.000 mensen gesproken.

Taalcode

De Taalcode van het Baskisch is eu dan wel baq dan wel eus (volgens ISO 639).

Relatie met andere talen

Wegens de grote verschillen tussen het Baskisch en alle bekende taalfamilies wordt het een geïsoleerde taal genoemd (niet te verwarren met een isolerende taal).

Pogingen om verwantschap van het Baskisch met andere talen (bijvoorbeeld Georgisch, Iberisch of Berbertalen) aan te tonen, zijn tot nu toe zonder succes. Het vinden van een mogelijke taalverwantschap is voor het Baskisch erg moeilijk, omdat de oudste bronnen van redelijke grootte uit de 15e eeuw stammen, waardoor de structuur van het Proto-Baskisch slechts met moeite gereconstrueerd kan worden.

Ook is het Iberisch, de meest waarschijnlijke kandidaat voor verwantschap, al ruim 15 eeuwen uitgestorven en zijn er van deze taal heel weinig overblijfselen bewaard, hetgeen het onmogelijk maakt de verwantschap ervan met het Baskisch afdoende te bewijzen.

Bijzondere taalkundige eigenschappen

Het Baskisch wordt gekenmerkt door een sterk agglutinatieve morfologie, die bijvoorbeeld ook in het Hongaars en Turks voorkomt. Werkwoordsvormen kunnen bijvoorbeeld wel vier persoonsindexaties bevatten. Daarentegen kent het Baskisch geen grammaticale geslachten.

Vergeleken met andere Europese talen heeft Baskisch de opmerkelijke eigenschap, dat in transitieve zinnen het onderwerp een speciale naamval krijgt. Dit heet in de taalkunde de ergatieve naamval.

Dialecten

Het Baskische taalgebied kenmerkt zich door een grote verscheidenheid. De tot voor kort gangbare dialectclassificatie stamt uit 1863, en is opgesteld door prins Lodewijk Lucien Bonaparte. De dialecten zijn:

  • Biskaais
  • Gipuzkoaans
  • Labourdijns
  • Westelijk Neder-Navarrees
  • Oostelijk Neder-Navarrees
  • Noordelijk Opper-Navarrees
  • Zuidelijk Opper-Navarrees
  • Souletijns

In 1998 is de taalkundige Koldo Zuazo tot een nieuwe indeling gekomen, gebaseerd op nieuw onderzoek (tussen haakjes de overeenkomstige dialecten in de indeling van L.L. Bonaparte):

  • West-Baskisch (Biskaais)
  • Midden-Baskisch (komt grotendeels overeen met het Gipuzkoaans)
  • Navarrees (komt grotendeels overeen met beide Opper-Navarrese dialecten)
  • Navarro-Labourdijns (komt grotendeels overeen met het Labourdijnse en beide Neder-Navarrese dialecten)
  • Souletijns (Souletijns)
  • Oost-Navarrees (het bijna uitgestorven Salazarees (onderdialect van het Oostelijk Neder-Navarrees) en het inmiddels uitgestorven Roncalees (onderdialect van het Souletijns))

Het West-Baskisch of Biskaais in het westen en het Souletijns in het oosten zijn zodanig afwijkend van de centrale dialecten, ook grammaticaal, dat sprekers van de centrale dialecten en het Standaardbaskisch zeer grote moeite hebben deze dialecten te verstaan.

Het Standaardbaskisch is een taal die voornamelijk is samengesteld uit de centrale dialecten, dus uit het Gipuzkoaans en het Labourdijns. Dit Standaardbaskisch, waarvan het gebruik in de media steeds meer de norm wordt, wordt het Euskara Batua ("Verenigd Baskisch") genoemd. De instantie die verantwoordelijk is voor de standaardisering van het Baskisch is de Koninklijke Academie van de Baskische taal (beter bekend onder de Baskische naam Euskaltzaindia), zetelend in Bilbao.

Zoek Baskisch op in het WikiWoordenboek.