• beat
enkelvoud meervoud
naamwoord beat beats
verkleinwoord - -

de beatm

  1. (muziek) ritme
     Nu klonk het als een fragment van een opzwepende beat.[3]
  2. beatmuziek
91 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[4]


  • erfwoord: Oudengels bēatan. Ontwikkeld uit Oergermaans *bautan- ‘slaan, stoten’; zie verder onder Ndl. boten.
vervoeging
onbepaalde wijs to  beat 
he/she/it  beats 
verleden tijd  beat 
voltooid
deelwoord
 beaten 
onvoltooid
deelwoord
 beating 
gebiedende wijs  beat 

beat

  1. overgankelijk slaan
  2. overgankelijk smeden
  3. overgankelijk overwinnen, verslaan
enkelvoud meervoud
beat beats

beat

  1. slag
  2. (muziek) beat, ritme