Hasenkaninchen

Duits

Uitspraak

• IPA: /ˈhaːzn̩kaˌniːnçən/

Woordafbreking

• Ha·sen·ka·nin·chen

Woordherkomst en -opbouw

• Samenstelling van Hase en Kaninchen met een tussen-n.

Zelfstandig naamwoord

Hasenkaninchen o

1. (dierkunde) Belgisch haaskonijn of Belgische haas (konijnenras)

   «Das Hasenkaninchen ist ohne Zweifel belgischen Ursprungs.»

   Het Belgisch haaskonijn is zonder twijfel van Belgische origine.

Verbuiging

	enkelvoud	meervoud
nominatief	das Hasenkaninchen	die Hasenkaninchen
genitief	des Hasenkaninchens	der Hasenkaninchen
datief	dem Hasenkaninchen	den Hasenkaninchen
accusatief	das Hasenkaninchen	die Hasenkaninchen

Hyperoniemen

• Tier, Kaninchen, Säugetier

Afgeleide begrippen

• Hasenkaninchenzucht, Hasenkaninchenzüchter