ISO 639-3
heb
bestand
  • He·breeuws
  • Herkomst: Hebreeuws (vernederlandste vorm) [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen Hebreeuws Hebreeuwser Hebreeuwst
verbogen Hebreeuwse Hebreeuwsere Hebreeuwste
partitief Hebreeuws Hebreeuwsers -

Hebreeuws

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) horend tot of gesteld in het Hebreeuws
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) joods
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Hebreeuws - -
verkleinwoord - - -

het Hebreeuwso

  1. geen meervoud (Jiddisch-Hebreeuws) (taal) officiële taal van Israël, de heilige taal van de Joden en de taal van de Tenach, West-Semitische taal, waarin het grootste gedeelte van de Tenach (OT) is geschreven en die in de staat Israël wordt gesproken
    • Ik vind het Hebreeuws een mooie taal.