• hip·hop
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stroming in de popmuziek’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
  • Van het Engelse hip-hop.
enkelvoud meervoud
naamwoord hiphop -
verkleinwoord - -

de hiphopm

  1. (cultuur) subcultuur, oorspronkelijk van Afro-Amerikaanse stedelijke jongeren gebaseerd op rapmuziek, breakdancen en graffiti

Engelse leenwoorden met reduplicatie of bijna-reduplicatie worden aaneengeschreven, ook wanneer het woord in het Engels een liggend streepje of spatie heeft. Andere voorbeelden zijn blingbling, bushbush, dumdum en walkietalkie (zie onder spellingregel 12.B: "Maar in het geval van (bijna-)reduplicatie schrijven we het woord aaneen.").

98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]