Palmpaas

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Palmpaas    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• Palm·paas

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  palm  en  Pasen 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Palmpaas
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Palmpaas m

1. (religie) (feest) de zondag voor Pasen.

Synoniemen

• Palmzondag, Palmpasen

Verwante begrippen

• Schortelwoensdag, Witte Donderdag, Stille Zaterdag, paaszaterdag, paaszondag, paasmaandag, tweede paasdag

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Gangbaarheid

• Het woord Palmpaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.