Naar inhoud springen

overdaad

Uit WikiWoordenboek
Versie door Snorrebot (overleg | bijdragen) op 26 mrt 2024 om 22:27 (→‎top: lidwoord voor trefwoord; doorloop 2.1)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • over·daad
enkelvoud meervoud
naamwoord overdaad
verkleinwoord

de overdaadv / m

  1. wat te veel is
    • Via de kabel kunnen we een overdaad aan tv-zenders ontvangen. 
     Hier was geen interior designer aan het werk geweest met een efficiënt, anoniem ontwerp, maar had een overdaad aan geschiedenis een wanhopig zuchtende overdaad aan weelderige sporen achtergelaten.[2]
  • Overdaad schaadt
Een te grote hoeveelheid van iets is niet goed
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]