verkorten
Uiterlijk
- ver·kor·ten
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
verkorten |
verkortte |
verkort |
volledig |
verkorten
- overgankelijk korter maken
- De duur van de concertserie werd verkort omdat het bezoekersaantal terugliep.