• bag
enkelvoud meervoud
naamwoord bag baggen
verkleinwoord bagje bagjes

de bagv / m [3]

  1. juweel
  2. ring met steen
  3. (landbouw) koolraap onder de grond


  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbæˀj /, in samenstellingen / ˈbɑw- /

bag

  1. achter

bag

  1. achter
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bag     bagen     bage     bagene  
genitief   bags     bagens     bages     bagenes  

bag, g

  1. achterwerk
  • have 10 (25, mange, ..) år på bagen
eer zo oud of ervaren als aangegeven (10, 25, mange, ...); (relatief) oud of ervaren zijn


enkelvoud meervoud
bag bags

bag

  1. zak, tas
  2. handtas, koffer
  3. collectie, verzameling
  4. oogwal
  5. (informeel) situatie, toestand
  6. (informeel) humeur
  7. (informeel) lelijke vrouw
  8. (informeel) een grote hoeveelheid van iets
  9. (informeel) geld
vervoeging
onbepaalde wijs to  bag 
he/she/it  bags 
verleden tijd  bagged 
voltooid
deelwoord
 bagged 
onvoltooid
deelwoord
 bagging 
gebiedende wijs  bag 

bag

  1. onovergankelijk uitzakken
  2. onovergankelijk opzwellen, uitpuilen
  3. onovergankelijk (scheepvaart) afvallen [2]
  4. onovergankelijk spijbelen
  5. overgankelijk arresteren, pakken, vangen


  • bag

bag g

  1. tas
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bag     bagen     bagar     bagarna  
genitief   bags     bagens     bagars     bagarnas