Naar inhoud springen

Flavius Stilicho

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Ivoren diptiek van Flavius Stilicho
Museo e tesoro del duomo di Monza

Flavius Stilicho (soms geschreven als Stilico) (ca. 35922 augustus 408) was een hooggeplaatste generaal (magister militum) en patriciër in het West-Romeinse Rijk. Zijn moeder was Romeins, zijn vader Vandaal.

Stilicho werd geboren in wat nu Duitsland is. Ondanks zijn vaders Vandaalse herkomst is er weinig dat er op wijst dat Stilicho zichzelf anders dan een Romein beschouwde, hoewel hij, zoals zo vele Germanen, het arianisme aanhing in plaats van het katholicisme.

Missie naar Perzië

[bewerken | brontekst bewerken]

Hij nam dienst in het Romeinse leger en steeg door de rangen tijdens het bewind van Theodosius de Grote, die over het Oost-Romeinse rijk heerste vanuit Constantinopel, en die de laatste keizer zou blijken te zijn die over zowel over het Oost-Romeinse als het West-Romeinse Rijk heerste. In 384 stuurde Theodosius hem als een gezant naar het hof van de Perzische koning Shapur III om een vredesakkoord te onderhandelen, gerelateerd aan de opsplitsing van Armenië. De keizer erkende dat Stilicho een waardevolle bondgenoot kon zijn en om bloedverwantschap met hem te vormen bood hij hem zijn geadopteerde nicht Serena als bruid aan. De bruiloft vond ongeveer tegelijkertijd met Stilicho's missie naar Perzië plaats, en uiteindelijk schonk Serena het leven aan een zoon genaamd Eucherius.

De oorlog tegen usurpator Eugenius

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de dood van de West-Romeinse keizer Valentinianus II in 392 hielp Stilicho een leger te verzamelen waarmee Theodosius de overwinning zou behalen tegen usurpator Flavius Eugenius bij de Slag aan de Frigidus. Een van zijn kameraden tijdens de campagne was de Visigotische krijgsheer Alarik, die een belangrijk deel van de Gotische hulptroepen commandeerde. Alarik zou later een van Stilicho's belangrijkste tegenstanders worden tijdens zijn carrière als opperbevelhebber van de West-Romeinse legers. Stilicho onderscheidde zich aan de Frigidus en Theodosius, uitgeput door de campagne, zag in hem de man die de verantwoordelijkheid aankon om de toekomstige veiligheid van het rijk te bewaren. De laatste keizer van een verenigd Romeins Rijk benoemde Stilicho tot voogd van zijn zoon, Honorius, kort voor zijn dood in 395.

Na de dood van Theodosius werd Honorius keizer van het West-Romeinse Rijk, en zijn broer Arcadius van de Oostelijke helft. Geen van beide toonde zich effectieve keizers, en Stilicho werd de facto de hoogste commandant van de Romeinse legers in het Westen. In deze hoedanigheid bewees Stilicho zijn kunde vol energie, ook al zou politiek gemanoeuvreer door agenten van de twee keizerlijke hoven hem hinderen gedurende zijn hele carrière.

Zijn eerste aanvaring met zulke hofpolitiek kwam in 395. De Visigoten hadden recent Alarik gekozen als hun koning. Alarik verbrak zijn verdrag met Rome en leidde zijn volk op een rooftocht door Thracië. Het leger dat eerder gewonnen had bij de Frigidus was nog steeds gemobiliseerd, en Stilicho leidde het naar Alariks troepen. Toen dit leger, een combinatie van formaties uit beide helften van het rijk, het Oostelijke rijk binnenmarcheerde, riep Arcadius de Oostelijke formaties terug naar Constantinopel. Arcadius handelde op advies van zijn Prefectus Praetorio, Rufinus, een oude rivaal van Stilicho. Stilicho gehoorzaamde aan de order en stuurde zijn Oostelijke troepen weg, waardoor hij te zwak achterbleef om effectief te opereren tegen Alarik. Rufinus behaalde weinig voordeel uit zijn overwinning op Stilicho, aangezien de terugkerende troepen hem vermoordden zodra ze in Constantinopel aankwamen.

Twee jaar later, in 397, versloeg Stilicho Alariks troepen in Macedonië, ook al ontsnapte Alarik zelf in de omringende bergen.

De opstand van Gildo in Afrika en de veldtocht tegen de Picten

[bewerken | brontekst bewerken]

In 397 kreeg Stilicho ook te maken met de opstand van Gildo, de opperbevelhebber van de Romeinse troepen in Africa. Het lukte Stilicho om deze opstand te onderdrukken. Hierna volgde een oorlog in Britannia tegen de Picten die eveneens succesvol werd beeindigd.

In 401 leidde Stilicho het hoofdleger uit Italië naar Rhaetia en naar Noricum waar hij een uitgebreide campagne leidde tegen de Vandalen en de Alanen.[1] Alarik maakte misbruik van de afwezigheid van Stilicho en het hoofdleger en viel Noord-Italië binnen.[2] In 402 keerde Stilicho terug naar Italië en zette de achtervolging van Alarik in. Eerst wist hij Honorius, die door Alarik belegerd werd in Mediolanum (Milaan), te ontzetten.[3] Daarna versloeg hij Alarik bij Pollentia en Verona. In 405 beval hij de vernietiging van de Sibyllijnse boeken, welke hij beschouwde als een belediging voor zijn ariaanse geloof.

Campagne tegen Radegast en de Rijnoversteek

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Oorlog van Radegaisus en Rijnoversteek voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

De oorlogen die Stilicho voerde legde een groot beslag op het leger en de de financiële middelen van het West-Romeinse Rijk. Om steeds over voldoende troepen te beschikken werden soldaten gelicht uit de provincies, met name uit Brittannië en uit de grensstreek. Rond 405 werd de verdediging van de Limes overgelaten aan Frankische foederati en maakte Stilicho zich op om met een groot leger op te trekken tegen Radegast. Deze bracht samen met twee andere leiders een groot leger bijeen, bestaande uit Ostrogoten, Kelten, Vandalen, Sueven en Bourgonden. In 405 trok hij ten noorden van de Donau met dit leger naar het zuiden en viel het Romeinse Rijk binnen.

Voorafgaand aan de veldslag bij Fiesole (Toscane) wist Stilicho een Gotische leger van 12.000 "barbaren" over te laten lopen.[4] In de Slag bij Florence werd met steun van hulptroepen (Hunnen en Alanen onder koning Uldin) het Germaanse leger van Radegast verslagen. De overwonnen werden gevangengenomen en als slaven te werk gesteld.

In 406/407 konden grote groepen Vandalen, Sueven en Alanen de onbewaakte Rijngrens passeren en de provincie Gallië binnendringen. Dit keer slaagde Stilicho er niet in hier effectief tegen op te treden. De Germaanse invallers konden ongehinderd stad en land plunderen. Het leger in Britannia kwam in opstand en de hoogste officier Marcus werd tot keizer uitgeroepen.

Ondanks zijn eerdere successen werd Stilicho toch niet voor vol aangezien door de keizerlijke hoven vanwege zijn niet-Romeinse achtergrond en zijn ariaanse geloof, met name door Olympius, die in 408 samenspande om hem te vermoorden. De hovelingen verspreidden geruchten dat hij de moord op Rufinus had gepland en dat hij samenzwoer met zijn oude opponent Alarik, en dat hij de barbaren in 406 had uitgenodigd Gallië in te trekken, en dat hij plannen had om zijn zoon op de keizerlijke troon te plaatsen. Het Romeinse leger in Ticinum begon te muiten op 13 augustus, waarbij ten minste zeven hoge keizerlijke officieren het leven lieten (Zosimus 5.32). Dit werd gevolgd door gebeurtenissen die John Matthews[5] zag als iets dat "alle kenmerken van een grondig voorbereide coup d'état vertoonde, georganiseerd door Stilicho's politieke tegenstanders". Stilicho trok zich terug in Ravenna, waar hij echter gevangen werd genomen en ter dood gebracht als verrader door Heraclianus. Ook al was het binnen zijn bevoegdheid om de aanklachten aan te vechten, toch verzette Stilicho zich niet, ofwel uit schuldgevoel, ofwel uit angst voor de gevolgen voor de reeds precaire toestand van het West-Romeinse Rijk. Zijn zoon Eucherius werd kort daarna in Rome eveneens vermoord.

In de onrusten die volgden op de ondergang en executie van Stilicho werden de vrouwen en kinderen van de barbaarse foederati door heel Italië afgeslacht door de lokale Romeinen. Het natuurlijke gevolg was dat deze mannen (schattingen beschrijven hun aantallen als wellicht 30.000) samentrokken onder de bescherming van Alarik, razend en tierend om geleid te worden tegen hun laffe vijanden. De Visigotische krijgsheer gaf hieraan gehoor door de Julische Alpen over te trekken en een campagne door het hart van Italië te beginnen. Tegen september 408 stonden de barbaren voor de stadswallen van Rome.

Zonder een sterke generalissimo, zoals Stilicho, om het nu veelal uit barbaarse huursoldaten bestaande leger te besturen, kon Honorius weinig doen om het beleg te breken, en nam een passieve strategie aan. Hij wilde wachten tot Alaric weer vertrok, in de hoop ondertussen zijn troepen weer te verzamelen en de Visigoten te verslaan. Na twee jaar belegering van de stad, hopend op een ruime afkoopsom, stormde Alarik de stad binnen dankzij een verrader die een van de stadspoorten openzette. Voor het eerst in zeven eeuwen slaagde een buitenlandse indringer erin om Rome binnen te treden.

Een hoofddebat aangaande Stilicho gaat over het feit of zijn defensie van het rijk meer uit eigenbelang dan uit loyaliteit richting Rome of Theodosius was. Veel geschiedkundigen pleiten dat zijn belangrijkste doel was om zijn zoon tot keizer te verheffen, misschien wel om tevens het gehele rijk te verenigen; deze theorie verklaart zijn bijna continue twisten met Rufinus, zijn Oostelijke equivalent.

Een ander problematisch punt is het gevecht met Alarik in Macedonië. Stilicho heeft misschien plannen gesmeed om de provincie Dalmatia voor het Westen te winnen, ook al waren de troepen die hij gebruikte voor de overwinning uit het Oosten. Dalmatia was na de ramp bij Adrianopolis overgeheveld naar het oostelijk deel en was een rijke en dichtbevolkte provincie, een verleidelijke toevoeging voor Stilicho. Waar of niet, de angst hiervoor zou kunnen verklaren waarom Rufinus Stilicho ervan overtuigde om de terugtocht van zijn troepen te eisen, toen de overwinning nabij leek. In elk geval, zodra Alarik bij vredesonderhandelingen door Rome een titel werd verleend, werd Stilicho een doelwit voor hofintriges in Constantinopel, ofwel uit impopulariteit, ofwel vanwege zijn ambities.

Afgezien van de relevante wetsteksten in de Codex Theodosianus, is de belangrijkste primaire bron voor de gebeurtenissen tijdens Stilicho's bewind tot het jaar 404, de panegyrici die aan hem zijn gewijd door de dichter Claudianus. Voor de gebeurtenissen na 404 is Zosimus de belangrijkste bron. Deze laatste voelde, ook al was hij een Byzantijn, toch een sterke afkeer voor Stilicho.

  1. Ian Hughes, Stilicho, p. 135; Claudius Claudianus, de Bello Getico, 279-80; 348-9; 363-5; 400f.
  2. Ian Hughes, Stilicho, p. 137.
  3. Claudius Claudianus, de Bello Getico, 450f.
  4. J.W.P. Wijnendaele (2016), Stilicho, Radagaisus, and the so-called 'Battle of Faesulae
  5. J. Matthews, Western Aristocracies and Imperial Court AD 364–425, Londen, 1990, p. 281.


Zie de categorie Stilicho van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.