Naar inhoud springen

Geschiedenis van Zuid-Amerika

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Geschiedenis van de wereld

Theatrum Orbis Terrarum



Portaal  Portaalicoon  Geschiedenis

Voor de komst van de Europeanen leefden in Zuid-Amerika indianenstammen, met name in de vruchtbare rivierdalen en tegen de bergen aan. De laatste en grootste cultuur in deze streek was die van de Inca's. Van de Inca-tijd is redelijk veel bekend gebleven, onder meer doordat een van hun steden, Machu Picchu, tijdens de Spaanse veroveringen verlaten en genegeerd is en pas vele jaren later herontdekt is hoog in de Andes.

Oudste geschiedenis

[bewerken | brontekst bewerken]

De indianenstammen in het huidige Ecuador en Peru bouwden vanaf 15.000 v.Chr. hun eerste nederzettingen. Deze werden met name in de kustzone gebouwd.

Ze leefden in eerste instantie van de visvangst (inclusief schelpdieren) en jagen/verzamelen, later zou de landbouw gaan overheersen. Deze was alleen mogelijk door goede irrigatiesystemen. Buiten de rivierdalen om was het land woestijn.

De oudst bekende permanente nederzettingen staan in Valdivia, op het schiereiland Santa Elena en in het Guayas-bekken in Ecuador.

In die tijd zijn de indianen ook verder over Zuid-Amerika uitgezwermd, tot op de toppen van de Andes. Het hooggebergte sluit hier aan op het oosten van de kustzone. In de Andes wisten ze te overleven door de alpaca en de lama als vee te houden en van hun wol warme kleding te maken. Er waren ook bouwrijpe gebieden, waar bonen, aardnoten, pompoensoorten en maïs konden groeien. Ze bouwden dichte stenen huizen om zich tegen de eeuwige koude wind te beschermen. De huizen die er vooral werden gebouwd waren de aardhuizen, wigwams, tipi's en pueblo's.

In de oerwouden ten oosten van de Andes werd door de vochtige warmte in het algemeen naakt geleefd in open chabono's en maloca's en had je de "terra petra" culturen.

Omstreeks 2700 v.Chr. werd in Caral de eerste echte stad met stenen huizen gebouwd.

Vanaf 1800 voor Christus

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Andesbeschavingen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In deze periode beginnen de eerste maatschappelijke veranderingen op te treden. Men ontwikkelt het aardewerk en krijgt zo ook de mogelijkheid om voedsel te bewaren.

Daarnaast trekt men verder de rivierdalen in, verder van zee af. Ook start nu het tijdperk van de bouw van spectaculaire complexen. De belangrijkste ontwikkelingen spelen zich nu in wat nu Peru heet af. De rivierdalen tussen de Moche en de Mala worden nu bewoond, en in die dalen zijn beschavingscomplexen te vinden in plaatsen als San Jacinto, Cerro Sechín en Las Haldas.

Met de ondergang van de cultuur die verantwoordelijk was voor deze complexen komt de opkomst van de Chavin-stijl in de kunst. De Chavín krijgt zijn naam van de belangrijkste vindplaats: Chavín de Huántar. Deze plaats is niet eens zo groot, maar staat wel aan het hoofd van een hiërarchie van plaatsen.
In de bloeitijd van deze cultuur ontwikkelt zich het handwerk. Keramiek wordt steeds verfijnder, metaalbewerking ontwikkelt zich onder meer door soldeertechnieken en het weefgetouw doet zijn intrede.

De Moche cultuur is de eerste echte staat in de Andes, geconcentreerd rond het dal van de Moche. Tussen 200 en 600 na C. bouwde de Moche haar gebied uit via de kust, van Lambayeque tot Nepeña. De Moche bouwde haar macht uit met militair geweld, wat af te leiden valt uit de ruïnes van vestingen rond dorpjes in de naastgelegen valleien van de Virú en de Santa.
In de plaats Moche staat de "Huaca del Sol" (piramide van de zon), een enorm bouwwerk van adobe (stenen van in de zon gedroogde klei). De piramide is zo'n 340 bij 150 meter en is minstens 40 meter hoog geweest. Dat komt dan neer op een totaal aantal van meer dan 140 miljoen stenen. Langs de hele kust zijn nog piramides te vinden, geen van deze grootte, maar wel hebben veel van die piramides nog de muurschilderingen behouden.

In het zuidelijk kustgebied, in het dal van de Nazca, komt de Nazca-cultuur op (ongeveer tussen het jaar 200 v C. en het jaar 600 n.C.). Het bekendste van deze cultuur zijn wel de enorme grondtekeningen. In wezen zijn ze niet meer dan een voortzetting van wat te vinden is van Noord-Chili tot in Noord-Peru, maar door hun vrij onbeschadigde toestand en de enorme omvang van de tekeningen hebben ze tot allerlei speculaties geleid (b.v.: Erich von Däniken - Waren de goden kosmonauten?).

Tiwanaku en Huari

[bewerken | brontekst bewerken]

Van 100 - 900 na C. ontwikkelt zich in de Andes, ten zuiden van het Titicacameer de stad Tiwanaku. De stad zou op zijn top een inwoneraantal van 50.000 hebben. De stad was het centrum van een hiërarchie van vestigingsplaatsen. Met name het gebied rond het Titicacameer werd ontwikkeld, grond werd er geschikt gemaakt voor landbouw. Maar een groot deel van de welvaart kwam toch van het houden van de kameelachtigen, de lama's en de alpaca's. De macht van de stad reikte ver, tot en met het noordwesten van Argentinië.

Huari ontwikkelde zich in het dal van Ayacucho, de machtssfeer van Huari was juist oostelijk gericht. De culturen rond deze twee steden waren ieder op zich groot, maar hebben naar het schijnt toch relatief weinig contact onderling gehad.

De ondergang van Huari kan waarschijnlijk gezocht worden in de stad zelf: de ongebreidelde groei maakte dat de stad onbeheersbaar werd, zichzelf niet meer kon verzorgen op gebieden als politiek en milieu.

De Sicán-cultuur vervangt vanaf ongeveer 700 de Moche-cultuur. Tussen 900 en 1100 heeft de Sicán zijn hoogtepunt. De ondergang wordt ingeluid door een grote serie van overstromingen in de tweede helft van de 11e eeuw, gevolgd door een grote brand in Sicán zelf.

In het Sicán-gebied zijn de grootste irrigatiesystemen van heel Zuid-Amerika te vinden. De Sicán-cultuur heeft als bijzonderheid de hoogstaande metaalbewerking.

De Chimú doen rond 900 hun intrede in het Moche-gebied. Vanaf 1100 tot 1400 zal het Chimor-rijk zich uitbreiden over het hele noordelijke kustgebied en in de tweede helft van de 14e eeuw zal ook het hele voormalige Sicán-rijk opgeslokt zijn. De gebiedsuitbreiding van Chimor is niet alleen militair bewerkstelligd, maar ook via de diplomatie.

Opvallend voor de Chimú is, dat ze zich veel minder op ceremoniële bouwwerken gericht hebben. De ontwikkeling van de landbouw, van de bewerkte grond ging voor. Een voorbeeld hiervan is het - niet afgemaakte - kanaal dat de dalen van de Moche en de Chicama met elkaar moest verbinden.

In het dal van de Moche ligt Chan Chan, de centrale plaats van de Chimú. De ondergang van het rijk volgt met de verovering door de Inca's, ongeveer in 1470. De Inca's voerden de heerser, Minchançaman, mee naar hun hoofdstad, Cuzco.

In de vijftiende eeuw kwam het Incarijk tot grote bloei. De Inca's brachten vrijwel heel Zuid-Amerika ten westen van de Andes en ten zuiden van Colombia onder hun heerschappij. De opkomst van het Inca-rijk, of Tawantinsuyu, is zeer snel gegaan. In enkele decennia werd een enorm rijk geschapen, dat ten slotte ten offer zou vallen aan de gouddorst van de Europese invasiemacht.

Na 1530 (kolonisatie)

[bewerken | brontekst bewerken]
Kaart van Zuid-Amerika uit 1730

In de zestiende eeuw werd het Incarijk, evenals vele andere delen van Zuid-Amerika door de Spanjaarden veroverd. De Portugezen koloniseerden Brazilië en de Fransen, Britten en Nederlanders koloniseerden in de 16e en 17e eeuw de Guyana's.