Naar inhoud springen

Optimates

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Optimates
Logo
Personen
Belangrijkste leiders Lucius Cornelius Sulla
Gnaius Pompeius Magnus maior
Marcus Licinius Crassus Dives
Marcus Porcius Cato Censorius maior
Marcus Porcius Cato Uticensis minor
Titus Annius Milo
Marcus Junius Brutus
Algemene gegevens
Actief in Romeinse Rijk
Ideologie Conservatisme
Aristocratie
Belangen van patriciërs
Portaal  Portaalicoon   Politiek

De optimates (oppersten, enkelvoud optimaat) waren de tegenhangers van de populares in het Romeinse Rijk. De optimates wilden dat er meer macht naar de senaat ging en minder naar volksvergaderingen en volkstribunen. Deze politieke beweging lijkt vooral met de opkomst van de Gracchen (Tiberius Sempronius Gracchus (tribunus plebis in 133 v.Chr.) en Gaius Sempronius Gracchus) vorm te hebben gekregen als een soort van tegenbeweging tegen de populaire, progressieve landhervormingen van de Gracchen.[1]

Marcus Tullius Cicero, zelf een aanhanger van de optimates, gaf in zijn verdedigingsrede voor Publius Sestius de volgende tweedeling tussen populares en optimates:

Twee groepen van hen, die zich hebben toegelegd op politiek actief zijn en in deze een vooraanstaande positie innemen, zijn (er) steeds in deze stad geweest: van deze groepen hebben de enen zich uitgegeven voor populares, de anderen voor optimates (om aldus ook) te worden beschouwd en te zijn. Die wilden dat al wat ze deden en al wat ze zeiden voor de massa aangenaam is, werden als populares, die echter zich zodanig gedroegen dat hun adviezen bij iedere beste man goedkeuring wegdroegen, als optimates werden beschouwd.

Pro Sestio 96.[2]

Prominente optimaten

[bewerken | brontekst bewerken]
  1. A.J. Janssen, art. Optimates, in G. Bartelink - M.A. Beek - A. van den Born - G. Bouwman - J. Nuchelmans - J. Vergote (edd.), Woordenboek der Oudheid, Roermond, 1965.
  2. Duo genera semper in hac civitate fuerunt eorum qui versari in re publica atque in ea se excellentius gerere studuerunt; quibus ex generibus alteri se popularis, alteri optimates et haberi et esse voluerunt. Qui ea quae faciebant quaeque dicebant multitudini iucunda volebant esse, populares, qui autem ita se gerebant ut sua consilia optimo cuique probarent, optimates habebantur.
  • A.J. Janssen, art. Optimates, in G. Bartelink - M.A. Beek - A. van den Born - G. Bouwman - J. Nuchelmans - J. Vergote (edd.), Woordenboek der Oudheid, Roermond, 1965.