Thailander

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  Thailander    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• Thai·lan·der

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van Thailand met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	Thailander	Thailanders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de Thailander m

1. (demoniem) een inwoner van Thailand, of iemand afkomstig uit Thailand

Synoniemen

• Thai

Verwante begrippen

Demoniemen bij Thailand in het Nederlands
inwoner: Thai, Thailander • inwoonster: Thaise, Thailandse • bijvoeglijk: Thailands, Thais

Gangbaarheid

• Het woord Thailander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.