accorderen

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  accorderen    (hulp, bestand)
• IPA: /ɑ.kɔr.de.rən/

Woordafbreking

• ac·cor·de·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘overeenkomen, overeenstemmen’ voor het eerst aangetroffen in 1281
• afgeleid van het Franse accorder (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
accorderen	accordeerde	geaccordeerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

accorderen

1. overgankelijk tot een akkoord komen, het eens worden

Verwante begrippen

• overeenkomen

Hyponiemen

• veraccorderen

Vertalingen

    1.   

Engels: come to an agreement (en)

Spaans: acordar (es)

Gangbaarheid

• Het woord accorderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "accorderen" herkend door:

91 %	van de Nederlanders;
90 %	van de Vlamingen.