Naar inhoud springen

ber

Uit WikiWoordenboek


  • ber
  • Afkomstig van het Oudnnordse woord berr, dat van het Proto-Germaanse woord *bazaz komt
Naar frequentie 772

ber

  1. bloot, naakt, onverhuld
  2. schaamteloos

ber

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bera

ber

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van bera
Klasse n
sterk
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ber     berið     ber     berin  
genitief   bers     bersins     berja     berjanna  
datief   beri     berinu     berjum     berjunum  
accusatief   ber     berið     ber     berin  

ber

  1. (fruit) bes
  2. (medisch) knobbel, tumor
  • [1]: að tína ber
bessen plukken


  • ber

ber

  1. tegenwoordige tijd van be


  • ber

ber

  1. tegenwoordige tijd van bera

ber

  1. tegenwoordige tijd van bere

ber

  1. tegenwoordige tijd van berja

ber

  1. tegenwoordige tijd van berje


ber

  1. (roofdieren) beer


  • ber

ber

  1. informeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord brát


ber m

  1. (roofdieren) beer