fumble

Engels

Uitspraak

• Geluid:  fumble (VS)    (hulp, bestand)
• IPA:

Woordafbreking

• fum·ble

Woordherkomst en -opbouw

• erfwoord uit het Middelengels; mogelijk van Oudnoords falma. Aangetroffen sinds midden 16e eeuw.

vervoeging
onbepaalde wijs	to  fumble
he/she/it	fumbles
verleden tijd	fumbled
voltooid deelwoord	fumbled
onvoltooid deelwoord	fumbling
gebiedende wijs	fumble

Werkwoord

fumble

1. onovergankelijk, overgankelijk zoeken, tasten
2. onovergankelijk, overgankelijk frommelen
3. onovergankelijk struikelen
4. onovergankelijk onhandig te werk gaan, klunzen
5. onovergankelijk, (sport) fumbelen (bij balsport)

enkelvoud	meervoud
fumble	fumbles

Zelfstandig naamwoord

fumble

1. (sport) glipbal, knoeibal