Naar inhoud springen

grijzend

Uit WikiWoordenboek
  • grij·zend
vervoeging van: grijzen
verbogen vorm: grijzende

grijzend

  1. onvoltooid deelwoord van grijzen
stellend
onverbogen grijzend
verbogen grijzende
partitief grijzends

grijzend

  1. van haar dat het een grijze kleur krijgt, meestal als teken van ouderdom
    • Wat is dat toch met grijzende mannen?: Weinigen kennen hem, de nieuwe Zomergastenpresentator Jan Leyers. Maakt niet uit: hij is een lekker ding. Want mooi grijs. [1] 
    • Jan Versteegh heeft tijdens zijn vakantie in Spanje twee vrienden voor het leven gemaakt: een grijzende ezel en een wat klein uitgevallen paard. [2] 
    • Toen de kleine, grijzende Pool het woord kreeg van rechtbankpresident Bert Stoové, zei hij via de tolk: "Ik werd geslagen, voor hun eigen plezier." [3]