Naar inhoud springen

hiërarchie

Uit WikiWoordenboek
  • hi·e·rar·chie
enkelvoud meervoud
naamwoord hiërarchie hiërarchieën
verkleinwoord hiërarchietje hiërarchietjes

de hiërarchiev

  1. rangorde (van waardigheidsbekleders)
     Daardoor kwam de verantwoordelijkheid voor het huis en het land ook grotendeels neer op de schouders van de kamerheer. Geoffrey Poke had zich al stevig geïnstalleerd aan de top van de hiërarchie van de bedienden toen Emont lord werd, en de combinatie van Geoffreys zucht naar macht en Emonts desinteresse gaf hem de gelegenheid om zijn positie verder uit te breiden.[3]
  2. indeling in volgorde van belangrijkheid
    • een hiërarchie kan worden weergegeven met een structuur die lijkt op een boomstructuur 
    • Die overdreven voorliefde voor het gezag had ze van haar vader, adjunct van het plaatsvervangend afdelingshoofd bij het ministerie van Posterijen, die de hiërarchie binnen zijn ministerie zag als een metafoor voor het universum. [4] 
97 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]