Naar inhoud springen

humbug

Uit WikiWoordenboek
  • hum·bug
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bluf’ voor het eerst aangetroffen in 1901 [1]. Verdere etymologie onzeker. Samenstelling van hum ("hummen") en bug ("mythisch wezen, geest")? [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord humbug humbugs
verkleinwoord - -

de humbugm

  1. schijnvertoning uit bluf of bedrog
45 % van de Nederlanders;
28 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
humbug humbugs

chat

  1. (informeel) onzin, nonsens
  2. (informeel) list, prank
  3. (informeel) bedrog, oplichterij
  4. (Amerikaans Engels) (informeel) een ingewikkelde of vervelende kwestie
  5. (Brits Engels), (snoepgoed) hard snoepje met pepermuntsmaak
vervoeging
onbepaalde wijs to  humbug 
he/she/it  humbugs 
verleden tijd  humbugged 
voltooid
deelwoord
 humbugged 
onvoltooid
deelwoord
 humbugging 
gebiedende wijs  humbug 
  1. overgankelijk, (informeel) bedriegen, oplichten, misleiden
  2. (informeel) vechten
  3. (informeel) onzin vertellen