ijsbeer

Een ijsbeer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  ijsbeer    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɛizber / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• ijs·beer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  ijs zn  en  beer zn , in de betekenis van ‘soort beer’ voor het eerst aangetroffen in 1788

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	ijsbeer	ijsberen
verkleinwoord	ijsbeertje	ijsbeertjes

Zelfstandig naamwoord

de ijsbeer m

1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Ursus maritimus , een grote witte beer die van nature in het Noordpoolgebied leeft

   • Een witte ijsbeer. 

   ▸ De hele discussie over het gedrag van de ijsbeer was niet zo relevant omdat er op IJsland, afgezien van een verdwaald exemplaar op een ijsschots, normaal geen ijsberen voorkomen.

Synoniemen

• poolbeer

Hyperoniemen

• beren, roofdieren, zoogdieren, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren

Afgeleide begrippen

• ijsbeervacht, ijsbeervel, ijsbeerwelp

Verwante begrippen

soorten beren:

•  Amerikaanse zwarte beer  
•  atlasbeer  
•  Aziatische zwarte beer  
•  baribal  
•  brilbeer  
•  bruine beer  
•  Californische grizzlybeer  
•  Europese bruine beer  
•  gobibeer  
•  grizzly  
•  grizzlybeer  
•  holenbeer  
•  honingbeer  
•  isabelbeer  
•  kamtsjatkabeer  
•  kaneelbeer  
•  kodiakbeer  
•  kortsnuitbeer  
•  kraagbeer  
•  lippenbeer  
•  Maleise beer  
•  Marsicaanse bruine beer  
•  oessoeribeer  
•  Oost-Siberische bruine beer  
•  panda  
•  pandabeer  
•  poolbeer  
•  reuzenpanda  
•  reuzenpanda's  
•  Syrische bruine beer  
•  Tibetaanse blauwe beer  +

Vertalingen

    1. bepaald soort zoogdier, Ursus maritimus   

Afrikaans: ysbeer (af) Cornisch: ors gwynn (kw) m, ors gwydn (kw) m Deens: isbjørn (da) Duits: Eisbär (de) m Engels: polar bear (en) Esperanto: arkta urso (eo), blanka urso (eo) Frans: ours blanc (fr) m Groenlands: nanoq (kl)

Italiaans: orso polare (it) m Noors: isbjørn (no) Pools: niedźwiedź polarny (pl) Portugees: urso polar (pt) m Russisch: белый медведь (ru) m Spaans: oso polar (es) m, oso blanco (es) m Turks: kutup ayısı (tr) Welsh: arth wen (cy) m Zweeds: isbjörn (sv)

Werkwoord

vervoeging van
ijsberen

ijsbeer

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijsberen
   

   • Ik ijsbeer. 

2. gebiedende wijs van ijsberen
   

   • IJsbeer! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ijsberen
   

   • IJsbeer je? 

Gangbaarheid

• Het woord ijsbeer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ijsbeer" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.