oponthoud

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  oponthoud    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• op·ont·houd

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘het ergens verblijven, vertraging’ voor het eerst aangetroffen in 1838
• samenstelling van  op  en  onthoud  ??

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	oponthoud	oponthouden
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

het oponthoud o

1. tijd die men ergens verblijft
2. onverwachte vertraging in gemaakte plannen

Verwante begrippen

• [1] verblijf
• [2] opschorting, uitstel, verdaging, verlating, verlet

Afgeleide begrippen

• oponthoudskosten

Vertalingen

    1. tijd die men ergens verblijft   

Engels: adjournment (en), stay (en)

Spaans: estancia (es) v, permanencia (es) v

    2. onverwachte vertraging in gemaakte plannen   

Engels: delay (en)

Spaans: retraso (es) m

Gangbaarheid

• Het woord oponthoud staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oponthoud" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
96 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.