smaad
- smaad
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | smaad | smaden |
verkleinwoord | - | - |
de smaad m
- aantasting van iemands eer of goede naam in woord of geschrift (niet per se door het verstrekken van onjuiste feiten)
vervoeging van |
---|
smaden |
smaad
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smaden
- Ik smaad.
- gebiedende wijs van smaden
- Smaad!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smaden
- Smaad je?
- Het woord smaad staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "smaad" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be