Naar inhoud springen

vastpakken

Uit WikiWoordenboek
  • vast·pak·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
vastpakken
pakte vast
vastgepakt
zwak -t volledig

vastpakken

  1. overgankelijk iets of iemand grijpen en vasthouden
    • Hij had het kind stevig in zijn armen vastgepakt. 
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be