worst

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  worst    (hulp, bestand)
• IPA: /wɔrst/

Woordafbreking

• worst

Woordherkomst en -opbouw

• Ontwikkeld uit Middelnederlands worst, waarschijnlijk ontleend aan Oudhoogduits wurst (mod. Duits Wurst), uitsluitend aangetroffen in het Duitse taalgebied en de aangrenzende taalgebieden (Nederlands, Nedersaksisch en Fries). In de betekenis van ‘met vleeswaar gevulde darm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240.

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	worst	worsten
verkleinwoord	worstje	worstjes

Zelfstandig naamwoord

de worst v / m

1. (voeding) een toegebonden eind darm of vlies dat gevuld is met vleeswaar

   • Mag ik een blikje worstjes openmaken? 

Synoniemen

• beuling, saucijs

Uitdrukkingen en gezegden

• Iemand een worst voorhouden

Iemand iets prettigs of aangenaams in het vooruitzicht stellen, hem/haar beloven dat er iets fijns gaat gebeuren, met als doel die persoon tot iets aan te zetten.

In 1827 kreeg Reuvens eindelijk geld en toestemming, maar pas nadat hij de koning een worst had voorgehouden: op het landgoed Arentsburg bij Voorburg was ooit een grote bronzen hand gevonden, dus wie weet lag daar een groot Romeins keizerbeeld

• Het zal me (jou/hem/haar enz.) worst wezen

Het kan me (jou/hem/haar enz.) niets schelen.

• En de worst van nonkel Jef is de lekkerste van het land

Vlaamse uitdrukking waarmee te kennen wordt gegeven dat iets wat daarvoor werd gezegd, onzin is

• Of je worst lust

Dooddoener als reactie op de vraag "Wat zei je?"

Hyponiemen

• 
  [1] Bereiding van de worst (vullen van de darm met vlees)
• 
  [1] Duitse worst, Mettwurst klaar om te drogen
• 
  [1] Gebraden bloedworst
• 
  [1] Witte pens of "witte worst" volgens een recept van Bruno Loubet

bakbloedworst barbecueworst bloedworst boerenmetworst boerenworst boterhammeworst boterhamworst braadworst cervelaatworst curryworst chorizoworst eenheidsworst erwtenworst

gortworst grillworst hamworst hansworst hemaworst hespenworst Italiaanse metworst jachtworst knakworst knoflookworst kookworst kruitworst lamsworst

leverworst lookworst lunchworst meelworst metworst ossenworst paardeworst palingworst pekelworst pikante paprikaworst plokworst rookworst runderworst

smeerleverworst smeerworst snijworst spekworst stroworst tex-mex-worst theeworst tongenworst truffelworst varkensmetworst varkensworst vleesworst zultworst

Afgeleide begrippen

worstband worstbroodje worstdarm worstdeeg worstenbal worstenboom worstenbrood worstenmaker

worstenpeg worstenpen worstenstopper worsteter worsteters worstfabriek worstgaren worstkeuken

worstkolf worstkruid worstmachine worstman worstmengsel worstmolen worstrail worstrecept worststoppen

worstvergif worstvergiftiging worstvinger worstvingers worstvlees worstvlies worstvormig worstvulling worstwinkel

Verwante begrippen

• gortbeuling, leverbeuling

Vertalingen

    1. een toegebonden eind darm of vlies dat gevuld is met vleeswaar   

Afrikaans: wors (af) Bulgaars: колбас (bg) m, салам (bg) m, наденица (bg) v Deens: pølse (da) g Duits: Wurst (de) v Engels: sausage (en) Frans: saucisse (fr) v Fries: woarst (fy) Italiaans: salsiccia (it) v

Noors: pølse (no) g Pools: kiełbasa (pl) v Portugees: salsicha (pt) v Russisch: колбаса́ (ru) (kolbasá), соси́ска (ru) (sosíska) v Spaans: embutido (es) m, longaniza (es) v, salchicha (es) v Welsh: selsigen (cy) v Zweeds: korv (sv) g

Gangbaarheid

• Het woord worst staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "worst" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  worst    (hulp, bestand)
• IPA: /wɜːst/ (VK), /wɝst/ (VS)

Bijvoeglijk naamwoord

worst

1. de overtreffende trap van bad: slechtst