Naar inhoud springen

ankerwacht

Uit WikiWoordenboek
2. Een ankerwacht bij de Amerikaanse marine in 2010.
  • an·ker·wacht
enkelvoud meervoud
naamwoord ankerwacht ankerwachten
verkleinwoord - -

de ankerwachtv / m

  1. (scheepvaart) taak om erop te letten dat een schip veilig op een bepaalde plaats blijft liggen
     Enfin, altijd ankerwacht houden, zelfs als je drooggevallen bent dus![2]
      Daar Funchall eene opene haven is van Oost langs het Zuiden naar het West Zuid-Westen, stelde ik eene goed bemande ankerwacht op: Een onderofficier op het halfdek met twee matrozen vóór; één op den bak en één bij de hand. Geheel deze wacht werd elke twee uren afgelost.[3]

de ankerwachtm

  1. (persoon) (scheepvaart) iemand die erop moet letten dat een schip veilig op een bepaalde plaats blijft liggen
  2.  De ankerwacht van het eiland zag het gebeuren en meldde zich, waarop de werkzaamheden direct zijn stilgelegd, laat de klipper weten in een verklaring op Facebook.[4]
  • ankerwacht houden
  • ankerwacht lopen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 14 juli 2024 Weblink bron
    Eilard Jacobs
    Ankerwacht in: Wadvaarders Berichten, jrg. 27 nr. 102 (najaar 2017), Wadvaarders, Groningen, p. 5 kol. 3
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 juli 2024 Weblink bron
    E. Cornellie
    Het Eiland Madeira in: Onze Stam., jrg. 3 nr. 7 (augustus 1910), Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, p. 217
  4. Bronlink geraadpleegd op 14 juli 2024 Weblink bron
    Laura Obdeijn
    “Klipper Stad Amsterdam haalt zich woede op de hals van Spaans eiland” (25 juli 2015) op parool.nl op Wikipedia